wensen

Conjugations List of Wensen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwenswensteheb gewenst
jij, je, uwenstwenstehebt gewenst
hij, zij, hetwenstwensteheeft gewenst
wijwensenwenstenhebben gewenst
julliewensenwenstenhebben gewenst
zij, zewensenwenstenhebben gewenst

Presens
Beta

Example presens sentences for Wensen with some of the pronouns.

  • Ik wens je een fijne dag.
  • Hij wenst haar succes met haar examen.
  • We wensen jullie een prettige vakantie toe.
  • Jullie wensen ons geluk met onze nieuwe baan.
  • De kinderen wensen de ouders een gelukkig jubileum.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wensen with some of the pronouns.

  • Ik wenste je een fijne dag.
  • Hij wenste haar succes met haar examen.
  • We wensten jullie een prettige vakantie toe.
  • Jullie wensten ons geluk met onze nieuwe baan.
  • De kinderen wensten de ouders een gelukkig jubileum.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wensen with some of the pronouns.

  • Ik heb je een fijne dag gewenst.
  • Hij heeft haar succes met haar examen gewenst.
  • We hebben jullie een prettige vakantie toegewenst.
  • Jullie hebben ons geluk met onze nieuwe baan gewenst.
  • De kinderen hebben de ouders een gelukkig jubileum gewenst.