teleurstellen

Conjugations List of Teleurstellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstel teleurstelde teleurheb teleurgesteld
jij, je, ustelt teleurstelde teleurhebt teleurgesteld
hij, zij, hetstelt teleurstelde teleurheeft teleurgesteld
wijstellen teleurstelden teleurhebben teleurgesteld
julliestellen teleurstelden teleurhebben teleurgesteld
zij, zestellen teleurstelden teleurhebben teleurgesteld

Presens

Example presens sentences for Teleurstellen with some of the pronouns.

  • Ik teleurstel mijn vrienden met mijn beslissing.
  • Jij teleurstelt mij door niet op tijd te komen.
  • Hij teleurstelt zijn ouders met zijn slechte cijfers.
  • Zij teleurstellen de supporters met hun verlies.
  • Wij teleurstellen onze leraar door niet genoeg te studeren.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Teleurstellen with some of the pronouns.

  • Ik teleurstelde mijn beste vriend met mijn acties.
  • Jij teleurstelde ons door niet naar het feest te komen.
  • Hij teleurstelde iedereen met zijn onverwachte beslissing.
  • Zij teleurstelden de jury met hun optreden.
  • Wij teleurstelden onze ouders met onze slechte rapporten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Teleurstellen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn ouders teleurgesteld met mijn keuze.
  • Jij hebt ons teleurgesteld door je belofte niet na te komen.
  • Hij heeft haar teleurgesteld met zijn gedrag.
  • Zij hebben de klanten teleurgesteld met hun slechte service.
  • Wij hebben onze coach teleurgesteld met onze prestaties.