evenaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | evenaar | evenaarde | heb geëvenaard |
jij, je, u | evenaart | evenaarde | hebt geëvenaard |
hij, zij, het | evenaart | evenaarde | heeft geëvenaard |
wij | evenaren | evenaarden | hebben geëvenaard |
jullie | evenaren | evenaarden | hebben geëvenaard |
zij, ze | evenaren | evenaarden | hebben geëvenaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Evenaren with some of the pronouns.
- Ik evenaar de prestaties van mijn voorganger.
- Jij evenaart je concurrenten met gemak.
- Hij/Zij/Het evenaart het wereldrecord in zwemmen.
- Wij evenaren de verwachtingen van onze klanten.
- Jullie evenaren de prestaties van het vorige team.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Evenaren with some of the pronouns.
- Ik evenaarde altijd de prestaties van mijn voorganger.
- Jij evenaarde vaak je concurrenten.
- Hij/Zij/Het evenaarde regelmatig het wereldrecord in zwemmen.
- Wij evenaarden doorgaans de verwachtingen van onze klanten.
- Jullie evenaarden meestal de prestaties van het vorige team.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Evenaren with some of the pronouns.
- Ik heb de prestaties van mijn voorganger geëvenaard.
- Jij hebt je concurrenten moeiteloos geëvenaard.
- Hij/Zij/Het heeft het wereldrecord in zwemmen geëvenaard.
- Wij hebben de verwachtingen van onze klanten geëvenaard.
- Jullie hebben de prestaties van het vorige team geëvenaard.