nalaten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | laat na | liet na | heb nagelaten |
jij, je, u | laat na | liet na | hebt nagelaten |
hij, zij, het | laat na | liet na | heeft nagelaten |
wij | laten na | lieten na | hebben nagelaten |
jullie | laten na | lieten na | hebben nagelaten |
zij, ze | laten na | lieten na | hebben nagelaten |
Presens
Example presens sentences for Nalaten with some of the pronouns.
- Ik laat na om mijn huiswerk te maken.
- Jij laat na om op tijd te komen.
- Hij laat na zijn beloften na te komen.
- Zij laten na om de hond uit te laten.
- Wij laten na om de rekening te betalen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Nalaten with some of the pronouns.
- Ik liet na om mijn huiswerk te maken.
- Jij liet na om op tijd te komen.
- Hij liet zijn beloften na te komen.
- Zij lieten na de hond uit te laten.
- Wij lieten na de rekening te betalen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Nalaten with some of the pronouns.
- Ik heb nagelaten mijn huiswerk te maken.
- Jij hebt nagelaten op tijd te komen.
- Hij heeft nagelaten zijn beloften na te komen.
- Zij hebben nagelaten de hond uit te laten.
- Wij hebben nagelaten de rekening te betalen.