tafelen

Conjugations List of Tafelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktafeltafeldeheb getafeld
jij, je, utafelttafeldehebt getafeld
hij, zij, hettafelttafeldeheeft getafeld
wijtafelentafeldenhebben getafeld
jullietafelentafeldenhebben getafeld
zij, zetafelentafeldenhebben getafeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Tafelen with some of the pronouns.

  • Ik tafel met mijn vrienden in het weekend.
  • Jij tafelt graag in dit restaurant.
  • Hij tafelt altijd laat op de avond.
  • Wij tafelen vaak samen als gezin.
  • Zij tafelen nu buiten op het terras.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tafelen with some of the pronouns.

  • Vroeger tafelde ik altijd met mijn grootouders op zondag.
  • Toen ik jong was, tafelde ik regelmatig met mijn vrienden thuis.
  • Hij tafelde elke avond uitgebreid tijdens zijn studietijd.
  • Wij tafelden vroeger altijd in die oude eetkamer.
  • Zij tafelden langdurig tijdens dat feestje vorig jaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tafelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren getafeld bij mijn favoriete restaurant.
  • Jij bent al eerder hier getafeld.
  • Hij heeft vele malen in dit café getafeld.
  • Wij hebben vorige maand uitgebreid getafeld tijdens onze vakantie.
  • Zij zijn onlangs met een grote groep mensen getafeld.