uitloggen

Conjugations List of Uitloggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklog uitlogde uitheb uitgelogd
jij, je, ulogt uitlogde uithebt uitgelogd
hij, zij, hetlogt uitlogde uitheeft uitgelogd
wijloggen uitlogden uithebben uitgelogd
jullieloggen uitlogden uithebben uitgelogd
zij, zeloggen uitlogden uithebben uitgelogd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitloggen with some of the pronouns.

  • Ik log nu uit.
  • Jij logt regelmatig uit.
  • Hij/zij logt altijd uit na gebruik.
  • Wij loggen samen uit.
  • Jullie loggen snel uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitloggen with some of the pronouns.

  • Ik logde vroeger altijd uit.
  • Jij logde te laat uit gisteren.
  • Hij/zij logde nooit uit tijdens de les.
  • Wij logden altijd samen uit na het werk.
  • Jullie logden regelmatig uit op dat moment.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitloggen with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgelogd.
  • Jij hebt uitgelogd voordat je wegging.
  • Hij/zij is gisteren uitgelogd.
  • Wij zijn net uitgelogd.
  • Jullie hebben al uitgelogd.