machtigen

Conjugations List of Machtigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmachtigmachtigdeheb gemachtigd
jij, je, umachtigtmachtigdehebt gemachtigd
hij, zij, hetmachtigtmachtigdeheeft gemachtigd
wijmachtigenmachtigdenhebben gemachtigd
julliemachtigenmachtigdenhebben gemachtigd
zij, zemachtigenmachtigdenhebben gemachtigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Machtigen with some of the pronouns.

  • Ik machtig de medewerker om namens mij te handelen.
  • Jij machtigt je vriendin om je huurcontract te ondertekenen.
  • Hij machtigt zijn advocaat om de zaak te behartigen.
  • Wij machtigen de bank om automatisch onze rekeningen te betalen.
  • Zij machtigen de aannemer om het huis te renoveren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Machtigen with some of the pronouns.

  • Ik machtigde de medewerker om namens mij te handelen.
  • Jij machtigde je vriendin om je huurcontract te ondertekenen.
  • Hij machtigde zijn advocaat om de zaak te behartigen.
  • Wij machtigden de bank om automatisch onze rekeningen te betalen.
  • Zij machtigden de aannemer om het huis te renoveren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Machtigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de medewerker gemachtigd om namens mij te handelen.
  • Jij hebt je vriendin gemachtigd om je huurcontract te ondertekenen.
  • Hij heeft zijn advocaat gemachtigd om de zaak te behartigen.
  • Wij hebben de bank gemachtigd om automatisch onze rekeningen te betalen.
  • Zij hebben de aannemer gemachtigd om het huis te renoveren.