samenvoegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | voeg samen | voegde samen | heb samengevoegd |
jij, je, u | voegt samen | voegde samen | hebt samengevoegd |
hij, zij, het | voegt samen | voegde samen | heeft samengevoegd |
wij | voegen samen | voegden samen | hebben samengevoegd |
jullie | voegen samen | voegden samen | hebben samengevoegd |
zij, ze | voegen samen | voegden samen | hebben samengevoegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Samenvoegen with some of the pronouns.
- Ik voeg de documenten samen.
- Jij voegt de bestanden samen.
- Hij/Zij voegt de afbeeldingen samen.
- Wij voegen de informatie samen.
- Zij voegen de rapporten samen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samenvoegen with some of the pronouns.
- Ik voegde de documenten samen.
- Jij voegde de bestanden samen.
- Hij/Zij voegde de afbeeldingen samen.
- Wij voegden de informatie samen.
- Zij voegden de rapporten samen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samenvoegen with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten samengevoegd.
- Jij hebt de bestanden samengevoegd.
- Hij/Zij heeft de afbeeldingen samengevoegd.
- Wij hebben de informatie samengevoegd.
- Zij hebben de rapporten samengevoegd.