uitbranden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brand uit | brandde uit | heb uitgebrand |
jij, je, u | brandt uit | brandde uit | hebt uitgebrand |
hij, zij, het | brandt uit | brandde uit | heeft uitgebrand |
wij | branden uit | brandden uit | hebben uitgebrand |
jullie | branden uit | brandden uit | hebben uitgebrand |
zij, ze | branden uit | brandden uit | hebben uitgebrand |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitbranden with some of the pronouns.
- Ik brand uit tijdens lange wandelingen.
- Jij brandt uit als je te veel werkt.
- Hij brandt uit door zijn drukke schema.
- Zij branden uit na een stressvolle dag.
- We branden uit vanwege de hitte.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitbranden with some of the pronouns.
- Ik brandde uit toen ik te veel hooi op mijn vork nam.
- Jij brandde uit tijdens de examenperiode.
- Hij brandde uit door de constante druk.
- Zij brandden uit na een heftige discussie.
- We brandden uit na een lange reis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitbranden with some of the pronouns.
- Ik ben uitgebrand na een zware werkweek.
- Jij bent uitgebrand na al die inspanning.
- Hij is uitgebrand door het constante overwerk.
- Zij zijn uitgebrand na maanden van stress.
- We zijn uitgebrand na de drukke feestdagen.