verkleuren

Conjugations List of Verkleuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverkleurverkleurdeben verkleurd
jij, je, uverkleurtverkleurdebent verkleurd
hij, zij, hetverkleurtverkleurdeis verkleurd
wijverkleurenverkleurdenzijn verkleurd
jullieverkleurenverkleurdenzijn verkleurd
zij, zeverkleurenverkleurdenzijn verkleurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verkleuren with some of the pronouns.

  • De bladeren verkleuren in de herfst.
  • Ik verkleur mijn haar regelmatig.
  • De verf op de muur verkleurt door de zon.
  • De bloemen verkleuren prachtig in de zomerzon.
  • Wanneer het voedsel bederft, kan het van kleur verkleuren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verkleuren with some of the pronouns.

  • Vroeger verkleurden mijn schilderijen snel.
  • Mijn oma vertelde me dat haar haren vroeger sneller verkleurden.
  • Toen we jong waren, verkleurde het speelgoed als het nat werd.
  • Elke keer dat het regende, verkleurde het tapijt in de gang.
  • In die tijd verkleurden de oude foto's langzaam in de lade.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verkleuren with some of the pronouns.

  • Ik ben verkleurd na een dagje strand.
  • Hij heeft zijn kledingstukken verkleurd in de was.
  • We zijn verkleurd door de intense hitte.
  • Ze hebben het oude schilderij verkleurd met de verkeerde vernis.
  • Na de vakantie waren mijn foto's verkleurd door de tijd.