voorbijkomen

Conjugations List of Voorbijkomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom voorbijkwam voorbijben voorbijgekomen
jij, je, ukomt voorbijkwam voorbijbent voorbijgekomen
hij, zij, hetkomt voorbijkwam voorbijis voorbijgekomen
wijkomen voorbijkwamen voorbijzijn voorbijgekomen
julliekomen voorbijkwamen voorbijzijn voorbijgekomen
zij, zekomen voorbijkwamen voorbijzijn voorbijgekomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorbijkomen with some of the pronouns.

  • Ik kom dagelijks langs de supermarkt.
  • Jij komt regelmatig voorbij op de fiets.
  • Hij/Zij komt altijd laat voorbij.
  • Wij komen vaak langs het park tijdens onze wandelingen.
  • Zij komen zelden voorbij zonder te groeten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorbijkomen with some of the pronouns.

  • Vroeger kwam ik elke dag voorbij op weg naar school.
  • Toen ik jong was, kwam jij altijd voorbij met je hond.
  • Hij/Zij kwam vaak voorbij rennen in de avonduren.
  • In die tijd kwamen wij regelmatig voorbij op de fiets.
  • Ze kwamen gisteravond voorbij en zwaaiden naar ons.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorbijkomen with some of the pronouns.

  • Ik ben gisteren voorbijgekomen om je gedag te zeggen.
  • Jij bent al een paar keer zonder te stoppen voorbijgekomen.
  • Hij/Zij is vorige week voorbijgekomen met de auto.
  • Wij zijn onlangs voorbijgekomen tijdens ons weekendje weg.
  • Zij zijn net voorbijgekomen en vroegen naar de weg.