ruïneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ruïneer | ruïneerde | heb geruïneerd |
jij, je, u | ruïneert | ruïneerde | hebt geruïneerd |
hij, zij, het | ruïneert | ruïneerde | heeft geruïneerd |
wij | ruïneren | ruïneerden | hebben geruïneerd |
jullie | ruïneren | ruïneerden | hebben geruïneerd |
zij, ze | ruïneren | ruïneerden | hebben geruïneerd |
Presens
Example presens sentences for Ruïneren with some of the pronouns.
- Ik ruïneer het project met mijn beslissingen.
- Jij ruïneert de relatie door constant te liegen.
- Hij ruïneert zijn gezondheid door ongezond te eten.
- Wij ruïneren het milieu met onze vervuilende activiteiten.
- Zij ruïneren de economie met hun roekeloze investeringen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ruïneren with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, ruïneerde ik vaak mijn speelgoed.
- Vroeger ruïneerde jij regelmatig je kleding tijdens het spelen.
- Hij ruïneerde zijn financiën door impulsieve aankopen te doen.
- In die periode ruïneerden wij vaak onze gezondheid door ongezond te eten.
- Ze ruïneerden de reputatie van het bedrijf met hun slechte management.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ruïneren with some of the pronouns.
- Ik heb het project geruïneerd met mijn beslissingen.
- Jij hebt de relatie geruïneerd door constant te liegen.
- Hij heeft zijn gezondheid geruïneerd door ongezond te eten.
- Wij hebben het milieu geruïneerd met onze vervuilende activiteiten.
- Zij hebben de economie geruïneerd met hun roekeloze investeringen.