verenigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verenig | verenigde | heb verenigd |
jij, je, u | verenigt | verenigde | hebt verenigd |
hij, zij, het | verenigt | verenigde | heeft verenigd |
wij | verenigen | verenigden | hebben verenigd |
jullie | verenigen | verenigden | hebben verenigd |
zij, ze | verenigen | verenigden | hebben verenigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verenigen with some of the pronouns.
- Ik verenig mensen voor een betere toekomst.
- Jij verenigt verschillende culturen in jouw organisatie.
- Hij verenigt zijn krachten met andere activisten.
- Zij verenigt de gemeenschap door middel van evenementen.
- Wij verenigen ons om gezamenlijk te strijden voor gelijke rechten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verenigen with some of the pronouns.
- Ik verenigde mensen voor een betere toekomst.
- Jij verenigde verschillende culturen in jouw organisatie.
- Hij verenigde zijn krachten met andere activisten.
- Zij verenigde de gemeenschap door middel van evenementen.
- Wij verenigden ons om gezamenlijk te strijden voor gelijke rechten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verenigen with some of the pronouns.
- Ik heb mensen verenigd voor een betere toekomst.
- Jij hebt verschillende culturen in jouw organisatie verenigd.
- Hij heeft zijn krachten met andere activisten verenigd.
- Zij heeft de gemeenschap verenigd door middel van evenementen.
- Wij hebben ons verenigd om gezamenlijk te strijden voor gelijke rechten.