etten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | et | ette | heb geët |
jij, je, u | et | ette | hebt geët |
hij, zij, het | et | ette | heeft geët |
wij | etten | etten | hebben geët |
jullie | etten | etten | hebben geët |
zij, ze | etten | etten | hebben geët |
PresensBeta
Example presens sentences for Etten with some of the pronouns.
- Ik eet elke dag een appel.
- Jij eet graag pizza.
- Hij/zij eet vegetarisch.
- Wij eten vaak in dat restaurant.
- Zij eten altijd samen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Etten with some of the pronouns.
- Vroeger at ik altijd bij mijn grootouders.
- Toen ik jong was, at ik geen groenten.
- Het regende buiten, dus we aten binnen.
- Elke zomer aten we ijsjes op het strand.
- Gisteravond aten we gezellig met vrienden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Etten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een broodje gegeten.
- Jij bent naar dat nieuwe café geweest en hebt daar gegeten.
- Hij/zij heeft nog nooit sushi gegeten.
- Wij zijn op vakantie geweest en hebben daar lekker gegeten.
- Zij hebben vorige week bij dat nieuwe restaurant gegeten.