kissen

Conjugations List of Kissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkiskisteheb gekist
jij, je, ukistkistehebt gekist
hij, zij, hetkistkisteheeft gekist
wijkissenkistenhebben gekist
julliekissenkistenhebben gekist
zij, zekissenkistenhebben gekist

Presens
Beta

Example presens sentences for Kissen with some of the pronouns.

  • Ik kis een lekkere boterham voor het ontbijt.
  • Jij kist graag in de zon op het strand.
  • Hij kist elke avond voordat hij gaat slapen.
  • Wij kissen samen op de bank tijdens het tv-kijken.
  • Zij kissen vaak in het park onder de bomen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kissen with some of the pronouns.

  • Vroeger kiste ik altijd een lekkere boterham voor het ontbijt.
  • Toen jij jong was, kiste je graag in de zon op het strand.
  • Hij kiste elke avond voordat hij ging slapen toen hij nog thuis woonde.
  • Wij kisten altijd samen op de bank tijdens het tv-kijken.
  • Zij kisten vaak in het park onder de bomen als het mooi weer was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kissen with some of the pronouns.

  • Ik heb vanochtend een lekkere boterham gekist.
  • Jij bent gisteren graag in de zon op het strand gekist.
  • Hij heeft vorige week elke avond gekist voordat hij ging slapen.
  • Wij hebben samen op de bank gekist tijdens het tv-kijken.
  • Zij hebben vaak in het park onder de bomen gekist.