zieken

Conjugations List of Zieken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikziekziekteheb geziekt
jij, je, uziektziektehebt geziekt
hij, zij, hetziektziekteheeft geziekt
wijziekenziektenhebben geziekt
jullieziekenziektenhebben geziekt
zij, zeziekenziektenhebben geziekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Zieken with some of the pronouns.

  • Ik ziekte regelmatig als ik verkouden ben.
  • Jij ziekt altijd als je moe bent.
  • Hij/zij/het ziekte gisteren en voelt zich nu beter.
  • Wij ziekten vorige week en moesten thuisblijven.
  • Jullie ziekten vaak tijdens het griepseizoen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zieken with some of the pronouns.

  • Ik ziekte vroeger vaak, maar nu niet meer.
  • Jij ziekt regelmatig in de wintermaanden.
  • Hij/zij/het ziekte elke keer als hij/zij gestrest was.
  • Wij ziekten altijd tijdens de vakanties.
  • Jullie ziekten vroeger meer dan nu.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zieken with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren geziektd en nu ben ik weer gezond.
  • Jij hebt vorige maand veel geziektd.
  • Hij/zij/het is al meerdere keren geziektd dit jaar.
  • Wij hebben afgelopen week flink geziektd.
  • Jullie zijn deze winter ook al een paar keer geziektd.