inwrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wrijf in | wreef in | heb ingewreven |
jij, je, u | wrijft in | wreef in | hebt ingewreven |
hij, zij, het | wrijft in | wreef in | heeft ingewreven |
wij | wrijven in | wreven in | hebben ingewreven |
jullie | wrijven in | wreven in | hebben ingewreven |
zij, ze | wrijven in | wreven in | hebben ingewreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Inwrijven with some of the pronouns.
- Ik wrijf de crème in mijn handen.
- Jij wrijft de olie in je huid.
- Hij wrijft de vlek uit het tapijt.
- Zij wrijven de zalf op hun pijnlijke spieren.
- We wrijven het schoonmaakmiddel op de vloer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inwrijven with some of the pronouns.
- Ik wreef de crème in mijn handen.
- Jij wreef de olie in je huid.
- Hij wreef de vlek uit het tapijt.
- Zij wreven de zalf op hun pijnlijke spieren.
- We wreven het schoonmaakmiddel op de vloer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inwrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de crème in mijn handen ingewreven.
- Jij hebt de olie in je huid ingewreven.
- Hij heeft de vlek uit het tapijt ingewreven.
- Zij hebben de zalf op hun pijnlijke spieren ingewreven.
- We hebben het schoonmaakmiddel op de vloer ingewreven.