schuifelen

Conjugations List of Schuifelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschuifelschuifeldeheb geschuifeld
jij, je, uschuifeltschuifeldehebt geschuifeld
hij, zij, hetschuifeltschuifeldeheeft geschuifeld
wijschuifelenschuifeldenhebben geschuifeld
jullieschuifelenschuifeldenhebben geschuifeld
zij, zeschuifelenschuifeldenhebben geschuifeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Schuifelen with some of the pronouns.

  • Ik schuifel naar de dansvloer.
  • Jij schuifelt langzaam door het park.
  • Hij schuifelt voorzichtig tussen de mensen door.
  • Wij schuifelen samen op de muziek.
  • Zij schuifelen elegant over de dansvloer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schuifelen with some of the pronouns.

  • Vroeger schuifelde ik altijd op familiefeesten.
  • Toen we jong waren, schuifelden we door de straten.
  • Hij schuifelde onhandig tijdens zijn eerste dansles.
  • In die periode schuifelden wij elke avond op de muziek.
  • Zij schuifelden verlegen op hun eerste date.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schuifelen with some of the pronouns.

  • Ik heb geschuifeld tijdens het feest.
  • Jij bent al eens geschuifeld in deze zaal.
  • Hij heeft gisteren met haar geschuifeld.
  • Wij hebben vaak geschuifeld in die club.
  • Zij zijn al vele malen geschuifeld op bruiloften.