onthullen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | onthul | onthulde | heb onthuld |
jij, je, u | onthult | onthulde | hebt onthuld |
hij, zij, het | onthult | onthulde | heeft onthuld |
wij | onthullen | onthulden | hebben onthuld |
jullie | onthullen | onthulden | hebben onthuld |
zij, ze | onthullen | onthulden | hebben onthuld |
PresensBeta
Example presens sentences for Onthullen with some of the pronouns.
- Ik onthul de waarheid aan iedereen.
- Jij onthult je geheimen niet gemakkelijk.
- Hij onthult zijn plannen voor de toekomst.
- Zij onthullen het mysterie achter de verdwijning.
- Wij onthullen een nieuw product tijdens de presentatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Onthullen with some of the pronouns.
- Ik onthulde de waarheid aan iedereen.
- Jij onthulde je geheimen niet gemakkelijk.
- Hij onthulde zijn plannen voor de toekomst.
- Zij onthulden het mysterie achter de verdwijning.
- Wij onthulden een nieuw product tijdens de presentatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Onthullen with some of the pronouns.
- Ik heb de waarheid onthuld aan iedereen.
- Jij hebt je geheimen niet gemakkelijk onthuld.
- Hij heeft zijn plannen voor de toekomst onthuld.
- Zij hebben het mysterie achter de verdwijning onthuld.
- Wij hebben een nieuw product onthuld tijdens de presentatie.