beseffen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | besef | besefte | heb beseft |
jij, je, u | beseft | besefte | hebt beseft |
hij, zij, het | beseft | besefte | heeft beseft |
wij | beseffen | beseften | hebben beseft |
jullie | beseffen | beseften | hebben beseft |
zij, ze | beseffen | beseften | hebben beseft |
Presens
Example presens sentences for Beseffen with some of the pronouns.
- Ik besef dat de tijd vliegt.
- Jij beseft hoe belangrijk het is om gezond te eten.
- Hij/zij/het beseft dat hij/zij een fout heeft gemaakt.
- Wij beseffen dat we hard moeten werken om ons doel te bereiken.
- Jullie beseffen hoeveel geluk jullie hebben.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Beseffen with some of the pronouns.
- Vroeger besefte ik niet hoeveel ik mijn ouders waardeer.
- Toen ik jonger was, besefte ik niet hoe belangrijk educatie is.
- Hij/zij/het besefte pas later dat hij/zij een grote vergissing had gemaakt.
- In die periode besefte wij niet hoezeer we elkaar nodig hadden.
- Als kinderen besefte jullie niet hoeveel werk je ouders voor jullie deden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Beseffen with some of the pronouns.
- Ik heb beseft dat ik een verkeerde beslissing heb genomen.
- Jij hebt eindelijk beseft wat ik bedoelde.
- Hij/zij/het heeft spijtig genoeg pas achteraf beseft wat hij/zij had moeten doen.
- Wij hebben al snel beseft dat het een moeilijke opgave zou worden.
- Jullie hebben eindelijk beseft hoeveel tijd jullie hebben verspild.