aanlaten

Conjugations List of Aanlaten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaat aanliet aanheb aangelaten
jij, je, ulaat aanliet aanhebt aangelaten
hij, zij, hetlaat aanliet aanheeft aangelaten
wijlaten aanlieten aanhebben aangelaten
jullielaten aanlieten aanhebben aangelaten
zij, zelaten aanlieten aanhebben aangelaten

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanlaten with some of the pronouns.

  • Ik laat de deur open.
  • Jij laat het raam dicht.
  • Hij laat de hond uit.
  • Zij laten de lampen aan.
  • Wij laten de auto staan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanlaten with some of the pronouns.

  • Ik liet de deur open.
  • Jij liet het raam dicht.
  • Hij liet de hond uit.
  • Zij lieten de lampen aan.
  • Wij lieten de auto staan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanlaten with some of the pronouns.

  • Ik heb de deur opengelaten.
  • Jij hebt het raam dichtgelaten.
  • Hij heeft de hond uitgelaten.
  • Zij hebben de lampen aangelaten.
  • Wij hebben de auto laten staan.