koken

Conjugations List of Koken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkookkookteheb gekookt
jij, je, ukooktkooktehebt gekookt
hij, zij, hetkooktkookteheeft gekookt
wijkokenkooktenhebben gekookt
julliekokenkooktenhebben gekookt
zij, zekokenkooktenhebben gekookt

Presens
Beta

Example presens sentences for Koken with some of the pronouns.

  • Ik kook elke avond een gezonde maaltijd.
  • Jij kookt graag Italiaanse gerechten.
  • Hij kookt altijd met verse ingrediĆ«nten.
  • Zij koken samen in de keuken.
  • Wij koken regelmatig voor vrienden en familie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Koken with some of the pronouns.

  • Toen ik thuis kwam, was mijn moeder aan het koken.
  • Jij kookte vroeger altijd met je oma.
  • Hij kookte elke zaterdagavond voor zijn gezin.
  • Zij kookten samen tijdens hun vakantie in Frankrijk.
  • Wij kookten vaak buiten op de barbecue.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Koken with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteravond een heerlijke stoofpot gekookt.
  • Jij hebt al vaak sushi gekookt.
  • Hij heeft een taart gebakken voor zijn verjaardag.
  • Zij hebben een uitgebreid diner klaargemaakt.
  • Wij hebben een lekker ontbijtje bereid.