verteren

Conjugations List of Verteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverteerverteerdeheb verteerd
jij, je, uverteertverteerdehebt verteerd
hij, zij, hetverteertverteerdeheeft verteerd
wijverterenverteerdenhebben verteerd
jullieverterenverteerdenhebben verteerd
zij, zeverterenverteerdenhebben verteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verteren with some of the pronouns.

  • Ik verteert de maaltijd langzaam.
  • Jij verteert het nieuws snel.
  • Hij verteert de kritiek moeilijk.
  • Wij verteerden het verlies met moeite.
  • Zij verteerden de teleurstelling goed.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verteren with some of the pronouns.

  • Ik verteerde de maaltijd langzaam.
  • Jij verteerde het nieuws snel.
  • Hij verteerde de kritiek moeilijk.
  • Wij verteerden het verlies met moeite.
  • Zij verteerden de teleurstelling goed.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de maaltijd langzaam verteerd.
  • Jij hebt het nieuws snel verteerd.
  • Hij heeft de kritiek moeilijk verteerd.
  • Wij hebben het verlies met moeite verteerd.
  • Zij hebben de teleurstelling goed verteerd.