krijsen

Conjugations List of Krijsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrijskrees krijsteheb gekrijst
jij, je, ukrijstkrees krijstehebt gekrijst
hij, zij, hetkrijstkrees krijsteheeft gekrijst
wijkrijsenkresen krijstenhebben gekrijst
julliekrijsenkresen krijstenhebben gekrijst
zij, zekrijsenkresen krijstenhebben gekrijst

Presens
Beta

Example presens sentences for Krijsen with some of the pronouns.

  • De baby krijsen elke avond voordat hij gaat slapen.
  • Mensen krijsen van schrik als ze een spinnenweb tegenkomen.
  • De supporters krijsen van enthousiasme tijdens de voetbalwedstrijd.
  • Kinderen krijsen in de speeltuin terwijl ze plezier hebben.
  • De kat krijsen omdat hij honger heeft.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krijsen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, kreeg ik vaak nachtmerries en krijste ik in mijn slaap.
  • Elke keer als de sirene afging, kreeg de hond angst en begon te krijsten.
  • Hij kreeg een harde trap tegen zijn been en krijste van de pijn.
  • Ze kreeg een onverwacht telefoontje en krijste van verrassing.
  • Tijdens de horrorfilm kregen de mensen in de bioscoopzaal de slappe lach en krijsten ze van het lachen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krijsen with some of the pronouns.

  • Ik heb vannacht gekrijst van pijn in mijn droom.
  • Hij heeft gisteren hard gekrijst toen hij zijn knie bezeerde.
  • We hebben samen gekrijst van blijdschap toen we het goede nieuws hoorden.
  • Ze heeft net gekrijst omdat ze haar sleutels kwijt is.
  • Jullie hebben altijd gekrijst wanneer jullie ruzie maken.