persisteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | persisteer | persisteerde | heb gepersisteerd |
jij, je, u | persisteert | persisteerde | hebt gepersisteerd |
hij, zij, het | persisteert | persisteerde | heeft gepersisteerd |
wij | persisteren | persisteerden | hebben gepersisteerd |
jullie | persisteren | persisteerden | hebben gepersisteerd |
zij, ze | persisteren | persisteerden | hebben gepersisteerd |
Presens
Example presens sentences for Persisteren with some of the pronouns.
- Ik persisteer in mijn overtuiging.
- Jij persisteert altijd in je standpunten.
- Hij/Zij persisteert in zijn/haar streven naar succes.
- Wij persisteren bij onze beslissing.
- Jullie persisten in jullie weigering om samen te werken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Persisteren with some of the pronouns.
- Ik persisteerde toen ik jong was in mijn dromen.
- Jij persisteerde lang in je verzet tegen verandering.
- Hij/Zij persisteerde onvermoeibaar in zijn/haar strijd.
- Wij persisteerden in onze inspanningen, hoe moeilijk het ook was.
- Jullie persisteerden met volharding en vastberadenheid.
Perfectum
Example perfectum sentences for Persisteren with some of the pronouns.
- Ik heb gepersisteerd in mijn pogingen om te slagen.
- Jij hebt altijd gepersisteerd, zelfs in moeilijke tijden.
- Hij/Zij heeft voortdurend gepersisteerd in zijn/haar doelen.
- Wij hebben vastgehouden en gepersisteerd.
- Jullie hebben sterk gepersisteerd om jullie doel te bereiken.