omrijden

Conjugations List of Omrijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrij om rijd omreed omheb omgereden
jij, je, urijdt omreed omhebt omgereden
hij, zij, hetrijdt omreed omheeft omgereden
wijrijden omreden omhebben omgereden
jullierijden omreden omhebben omgereden
zij, zerijden omreden omhebben omgereden

Presens
Beta

Example presens sentences for Omrijden with some of the pronouns.

  • Ik rij om als er file is.
  • Jij rijdt om naar het werk.
  • Hij/zij rijdt om voor een mooie route.
  • Wij rijden om via de snelweg.
  • Zij rijden om omdat de weg afgesloten is.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omrijden with some of the pronouns.

  • Ik reed om toen ik verdwaald was.
  • Jij reed om terwijl ik aan het navigeren was.
  • Hij/zij reed om nadat we een verkeerde afslag hadden genomen.
  • Wij reden om door de stad om files te vermijden.
  • Zij reden om tijdens het slechte weer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omrijden with some of the pronouns.

  • Ik ben omgereden vanwege de wegwerkzaamheden.
  • Jij bent omgereden om de drukte te vermijden.
  • Hij/zij is omgereden om een vriend op te halen.
  • Wij zijn omgereden om bij een benzinestation te stoppen.
  • Zij zijn omgereden langs de kust voor het uitzicht.