knipogen

Conjugations List of Knipogen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknipoogknipoogdeheb geknipoogd
jij, je, uknipoogtknipoogdehebt geknipoogd
hij, zij, hetknipoogtknipoogdeheeft geknipoogd
wijknipogenknipoogdenhebben geknipoogd
jullieknipogenknipoogdenhebben geknipoogd
zij, zeknipogenknipoogdenhebben geknipoogd

Presens
Beta

Example presens sentences for Knipogen with some of the pronouns.

  • Hij knipoogt naar zijn vrienden op het feest.
  • Zij knipoogt stiekem naar haar collega tijdens de vergadering.
  • De clown knipoogt naar het publiek en maakt ze aan het lachen.
  • Ik knipoog altijd naar mijn hond als ik hem eten geef.
  • Jullie knipogen naar elkaar als jullie een geheim delen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Knipogen with some of the pronouns.

  • Hij knipoogde altijd naar mij als we elkaar zagen.
  • Zij knipoogde regelmatig naar de ober in het café.
  • De oude man knipoogde liefdevol naar zijn vrouw.
  • Ik knipoogde naar mijn broer om hem gerust te stellen.
  • Jullie knipoogden naar elkaar tijdens de hele film.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Knipogen with some of the pronouns.

  • Hij heeft naar me geknipoogd toen hij voorbij liep.
  • Zij heeft knipogend gereageerd op mijn grappen.
  • De kinderen hebben vrolijk naar de camera geknipoogd.
  • Ik heb met mijn ogen geknipoogd om hem te laten weten dat ik het begreep.
  • Jullie hebben samen geknipoogd om te laten zien dat jullie een team zijn.