aanraken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raak aan | raakte aan | heb aangeraakt |
jij, je, u | raakt aan | raakte aan | hebt aangeraakt |
hij, zij, het | raakt aan | raakte aan | heeft aangeraakt |
wij | raken aan | raakten aan | hebben aangeraakt |
jullie | raken aan | raakten aan | hebben aangeraakt |
zij, ze | raken aan | raakten aan | hebben aangeraakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanraken with some of the pronouns.
- Ik raak de bloemen aan in de tuin.
- Zij raakt zijn arm aan om hem gerust te stellen.
- Wij raken elkaar vaak aan tijdens het praten.
- De kat raakt voorzichtig de bal aan met haar pootje.
- Jullie raken nooit het probleem aan tijdens de vergaderingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanraken with some of the pronouns.
- Ik raakte de bloemen aan in de tuin.
- Zij raakte zijn arm aan om hem gerust te stellen.
- Wij raakten elkaar vaak aan tijdens het praten.
- De kat raakte voorzichtig de bal aan met haar pootje.
- Jullie raakten nooit het probleem aan tijdens de vergaderingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanraken with some of the pronouns.
- Ik heb de bloemen aangeraakt in de tuin.
- Zij heeft zijn arm aangeraakt om hem gerust te stellen.
- Wij hebben elkaar vaak aangeraakt tijdens het praten.
- De kat heeft voorzichtig de bal aangeraakt met haar pootje.
- Jullie hebben nooit het probleem aangeraakt tijdens de vergaderingen.