verstellen

Conjugations List of Verstellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverstelversteldeheb versteld
jij, je, uversteltversteldehebt versteld
hij, zij, hetversteltversteldeheeft versteld
wijverstellenversteldenhebben versteld
jullieverstellenversteldenhebben versteld
zij, zeverstellenversteldenhebben versteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Verstellen with some of the pronouns.

  • Ik verstel mijn shirt regelmatig.
  • Jij verstelt de stoelen in de woonkamer.
  • Hij verstelt zijn horloge voor de juiste tijd.
  • Zij verstelt de gordijnen in de slaapkamer.
  • Wij verstellen onze plannen voor het weekend.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verstellen with some of the pronouns.

  • Vroeger verstelde ik mijn shirt zelf.
  • Toen verstelde jij de stoelen in de woonkamer altijd.
  • Hij verstelde zijn horloge elke dag.
  • Zij verstelde de gordijnen regelmatig.
  • Vroeger verstoorden wij onze plannen vaak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verstellen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn shirt verzet.
  • Jij hebt de stoelen in de woonkamer verplaatst.
  • Hij heeft zijn horloge aangepast voor de juiste tijd.
  • Zij heeft de gordijnen in de slaapkamer aangepast.
  • Wij hebben onze plannen voor het weekend aangepast.