mengen

Conjugations List of Mengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmengmengdeheb gemengd
jij, je, umengtmengdehebt gemengd
hij, zij, hetmengtmengdeheeft gemengd
wijmengenmengdenhebben gemengd
julliemengenmengdenhebben gemengd
zij, zemengenmengdenhebben gemengd

Presens

Example presens sentences for Mengen with some of the pronouns.

  • Ik meng de ingrediënten voor de taart.
  • Jij mengt de verf om de juiste kleur te krijgen.
  • Hij mengt zich in de discussie.
  • Zij mengen de saus met de pasta.
  • We mengen de verschillende culturen in onze buurt.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Mengen with some of the pronouns.

  • Vroeger mengde ik altijd mijn eigen kruidenmixen.
  • Toen jij binnenkwam, mengden we snel de drankjes.
  • Hij mengde vroeger zijn eigen brandstof voor de motor.
  • Zij mengden de kleuren om een mooi schilderij te maken.
  • We mengden vroeger vaak verschillende soorten fruit in smoothies.

Perfectum

Example perfectum sentences for Mengen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ingrediënten voor de taart gemengd.
  • Jij hebt de verf goed gemengd.
  • Hij heeft zich in de discussie gemengd.
  • Zij hebben de saus met de pasta gemengd.
  • We hebben de verschillende culturen in onze buurt gemengd.