verversen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ververs | ververste | heb ververst |
jij, je, u | ververst | ververste | hebt ververst |
hij, zij, het | ververst | ververste | heeft ververst |
wij | verversen | verversten | hebben ververst |
jullie | verversen | verversten | hebben ververst |
zij, ze | verversen | verversten | hebben ververst |
PresensBeta
Example presens sentences for Verversen with some of the pronouns.
- Ik ververst de muren elke maand.
- Jij ververst de oude meubels.
- Hij ververst het schilderij met frisse kleuren.
- Wij verversen regelmatig het water in de vijver.
- Zij verversten de gordijnen voor het feest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verversen with some of the pronouns.
- Ik verversde de muren elke maand.
- Jij verversde de oude meubels.
- Hij verversde het schilderij met frisse kleuren.
- Wij verversden regelmatig het water in de vijver.
- Zij verversden de gordijnen voor het feest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verversen with some of the pronouns.
- Ik heb de muren verversd afgelopen week.
- Jij hebt de oude meubels verversd.
- Hij heeft het schilderij met frisse kleuren verversd.
- Wij hebben het water in de vijver regelmatig verversd.
- Zij hebben de gordijnen voor het feest verversd.