lassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | las | laste | heb gelast |
jij, je, u | last | laste | hebt gelast |
hij, zij, het | last | laste | heeft gelast |
wij | lassen | lasten | hebben gelast |
jullie | lassen | lasten | hebben gelast |
zij, ze | lassen | lasten | hebben gelast |
PresensBeta
Example presens sentences for Lassen with some of the pronouns.
- Ik las een metalen plaat aan elkaar.
- Jij last de stalen constructie in elkaar.
- Hij last regelmatig voor zijn werk.
- Zij lasten het hekwerk stevig vast.
- We lassen de buizen aan elkaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lassen with some of the pronouns.
- Ik laste vroeger metalen platen aan elkaar.
- Jij laste de oude auto weer aan elkaar.
- Hij laste vaak als hobby.
- Zij lasten samen verschillende materialen.
- We lasten gisteren de nieuwe leidingen in het huis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lassen with some of the pronouns.
- Ik heb een metalen plaat aan elkaar gelast.
- Jij hebt de stalen constructie in elkaar gelast.
- Hij heeft regelmatig gelast voor zijn werk.
- Zij hebben het hekwerk stevig vastgelast.
- We hebben de buizen aan elkaar gelast.