weerstaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weersta | weerstond | heb weerstaan |
jij, je, u | weerstaat | weerstond | hebt weerstaan |
hij, zij, het | weerstaat | weerstond | heeft weerstaan |
wij | weerstaan | weerstonden | hebben weerstaan |
jullie | weerstaan | weerstonden | hebben weerstaan |
zij, ze | weerstaan | weerstonden | hebben weerstaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Weerstaan with some of the pronouns.
- Ik weersta de verleiding om snoep te eten.
- Jij weerstaat de druk van je ouders om een andere studie te kiezen.
- Hij weerstaat de verlokkingen van het nachtleven.
- Wij weerstaan de verleiding om impulsieve aankopen te doen.
- Zij weerstaan de verleiding om mee te doen aan roddels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weerstaan with some of the pronouns.
- Ik weerstond de verleiding om snoep te eten.
- Jij weerstond de druk van je ouders om een andere studie te kiezen.
- Hij weerstond de verlokkingen van het nachtleven.
- Wij weerstonden de verleiding om impulsieve aankopen te doen.
- Zij weerstonden de verleiding om mee te doen aan roddels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weerstaan with some of the pronouns.
- Ik heb de verleiding om snoep te eten weerstaan.
- Jij hebt de druk van je ouders om een andere studie te kiezen weerstaan.
- Hij heeft de verlokkingen van het nachtleven weerstaan.
- Wij hebben de verleiding om impulsieve aankopen te doen weerstaan.
- Zij hebben de verleiding om mee te doen aan roddels weerstaan.