keuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | keur | keurde | heb gekeurd |
jij, je, u | keurt | keurde | hebt gekeurd |
hij, zij, het | keurt | keurde | heeft gekeurd |
wij | keuren | keurden | hebben gekeurd |
jullie | keuren | keurden | hebben gekeurd |
zij, ze | keuren | keurden | hebben gekeurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Keuren with some of the pronouns.
- Ik keur de nieuwe regels goed.
- Jij keurt de aankoop af.
- Hij keurt het voorstel af.
- Wij keuren de resultaten van het onderzoek goed.
- Zij keuren de kledingstijl van de artiesten af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Keuren with some of the pronouns.
- Ik keurde altijd alle ideeën van mijn collega's goed.
- Jij keurde vroeger vaak de maaltijden van je moeder af.
- Hij keurde de oude methode af en zocht naar een betere oplossing.
- Wij keurden de eerste versie van het ontwerp af en vroegen om aanpassingen.
- Zij keurden de oude machines af en investeerden in moderne apparatuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Keuren with some of the pronouns.
- Ik heb de auto gekeurd voordat ik hem kocht.
- Jij hebt de gerechten gekeurd voordat ze geserveerd werden.
- Hij heeft de documenten gekeurd voordat hij ze ondertekende.
- Wij hebben de bouwplannen grondig gekeurd voordat we akkoord gingen.
- Zij hebben de producten nauwkeurig gekeurd voordat ze werden verpakt.