motiveren

Conjugations List of Motiveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmotiveermotiveerdeheb gemotiveerd
jij, je, umotiveertmotiveerdehebt gemotiveerd
hij, zij, hetmotiveertmotiveerdeheeft gemotiveerd
wijmotiverenmotiveerdenhebben gemotiveerd
julliemotiverenmotiveerdenhebben gemotiveerd
zij, zemotiverenmotiveerdenhebben gemotiveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Motiveren with some of the pronouns.

  • Ik motiveer mijn medestudenten tijdens het groepsproject.
  • Jij motiveert je team om harder te werken.
  • Hij motiveert zijn collega's om nieuwe ideeën te ontwikkelen.
  • Zij motiveert haar kinderen om goede cijfers op school te halen.
  • Wij motiveren elkaar om gezonder te eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Motiveren with some of the pronouns.

  • Vroeger motiveerde ik mezelf niet genoeg om mijn doelen te bereiken.
  • Toen ik jong was, motiveerde mijn vader me om muzieklessen te volgen.
  • In die periode motiveerde de trainer ons om harder te trainen.
  • Elke dag motiveerde zij haar patiënten om positief te blijven.
  • Als kind motiveerden wij elkaar om buiten te spelen en actief te zijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Motiveren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vriendin gemotiveerd om te gaan sporten.
  • Jij hebt de werknemers van het bedrijf gemotiveerd om een extra inspanning te leveren.
  • Hij heeft zijn team gemotiveerd om de competitie te winnen.
  • Zij hebben de vrijwilligers gemotiveerd om zich in te zetten voor het goede doel.
  • Wij hebben onze buurtbewoners gemotiveerd om deel te nemen aan de opruimactie.