uitgaan

Conjugations List of Uitgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga uitging uitheb uitgegaan
jij, je, ugaat uitging uithebt uitgegaan
hij, zij, hetgaat uitging uitheeft uitgegaan
wijgaan uitgingen uithebben uitgegaan
julliegaan uitgingen uithebben uitgegaan
zij, zegaan uitgingen uithebben uitgegaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitgaan with some of the pronouns.

  • Ik ga vanavond uit met mijn vrienden.
  • Jij gaat vaak uit naar de bioscoop.
  • Hij gaat regelmatig uit eten in dat restaurant.
  • Zij gaan graag uit dansen op zaterdagavond.
  • Wij gaan morgen uit naar het concert.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitgaan with some of the pronouns.

  • Vroeger ging ik regelmatig uit met mijn vrienden.
  • Toen ik jonger was, ging ik vaak uit naar clubs.
  • Hij ging altijd uit op vrijdagavond.
  • Zij gingen vroeger graag uit om te dansen.
  • Wij gingen elk weekend uit naar verschillende cafés.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitgaan with some of the pronouns.

  • Ik ben gisteravond uitgegaan naar een feestje.
  • Jij bent al meerdere keren uitgeweest deze week.
  • Hij is vorige maand uitgegaan met zijn collega's.
  • Zij zijn afgelopen weekend uitgegaan tot in de vroege uurtjes.
  • Wij zijn onlangs samen uitgegaan naar een musical.