aanzitten

Conjugations List of Aanzitten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzit aanzat aanheb aangezeten
jij, je, uzit aanzat aanhebt aangezeten
hij, zij, hetzit aanzat aanheeft aangezeten
wijzitten aanzaten aanhebben aangezeten
julliezitten aanzaten aanhebben aangezeten
zij, zezitten aanzaten aanhebben aangezeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanzitten with some of the pronouns.

  • Ik zit aan het ontbijt.
  • Jij zit aan de vergadertafel.
  • Hij/zij zit aan de computer te werken.
  • Wij zitten aan een feestmaal.
  • Zij zitten aan de bar te praten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanzitten with some of the pronouns.

  • Ik zat aan het ontbijt toen de telefoon ging.
  • Jij zat aan de vergadertafel terwijl ik binnenkwam.
  • Hij/zij zat aan de computer te werken toen de stroom uitviel.
  • Wij zaten aan een feestmaal toen we het nieuws hoorden.
  • Zij zaten aan de bar en praatten over hun vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanzitten with some of the pronouns.

  • Ik heb aan het ontbijt gezeten.
  • Jij hebt aan de vergadertafel gezeten.
  • Hij/zij heeft aan de computer gezeten.
  • Wij hebben aan een feestmaal gezeten.
  • Zij hebben aan de bar gezeten en gepraat.