doorstromen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stroom door | stroomde door | ben doorgestroomd |
jij, je, u | stroomt door | stroomde door | bent doorgestroomd |
hij, zij, het | stroomt door | stroomde door | is doorgestroomd |
wij | stromen door | stroomden door | zijn doorgestroomd |
jullie | stromen door | stroomden door | zijn doorgestroomd |
zij, ze | stromen door | stroomden door | zijn doorgestroomd |
Presens
Example presens sentences for Doorstromen with some of the pronouns.
- Ik stroom door naar een hoger niveau.
- Jij stroomt door naar de volgende klas.
- Hij/zij stroomt door naar een andere afdeling.
- Wij stromen door naar een nieuwe fase van ons project.
- Zij stromen door naar een hogere functie.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Doorstromen with some of the pronouns.
- Ik stroomde door naar een hoger niveau.
- Jij stroomde door naar de volgende klas.
- Hij/zij stroomde door naar een andere afdeling.
- Wij stroomden door naar een nieuwe fase van ons project.
- Zij stroomden door naar een hogere functie.
Perfectum
Example perfectum sentences for Doorstromen with some of the pronouns.
- Ik ben doorgestroomd naar een hoger niveau.
- Jij bent naar de volgende klas doorgestroomd.
- Hij/zij is naar een andere afdeling doorgestroomd.
- Wij zijn naar een nieuwe fase van ons project doorgestroomd.
- Zij zijn naar een hogere functie doorgestroomd.