uitnodigen

Conjugations List of Uitnodigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknodig uitnodigde uitheb uitgenodigd
jij, je, unodigt uitnodigde uithebt uitgenodigd
hij, zij, hetnodigt uitnodigde uitheeft uitgenodigd
wijnodigen uitnodigden uithebben uitgenodigd
jullienodigen uitnodigden uithebben uitgenodigd
zij, zenodigen uitnodigden uithebben uitgenodigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitnodigen with some of the pronouns.

  • Ik nodig mijn vrienden uit voor een feestje.
  • Jij nodigt je collega's uit voor de vergadering.
  • Hij/zij nodigt de buren uit voor een barbecue.
  • Wij nodigen onze familie uit voor het etentje.
  • Jullie nodigen de gasten uit voor de bruiloft.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitnodigen with some of the pronouns.

  • Vroeger nodigde ik mijn vrienden altijd uit voor een feestje.
  • Jij nodigde vorige week je collega's uit voor de vergadering.
  • Hij/zij nodigde de buren regelmatig uit voor een barbecue.
  • Wij nodigden vaak onze familie uit voor het etentje.
  • Jullie nodigden altijd de gasten uit voor de bruiloft.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitnodigen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vrienden uitgenodigd voor een feestje.
  • Jij hebt je collega's uitgenodigd voor de vergadering.
  • Hij/zij heeft de buren uitgenodigd voor een barbecue.
  • Wij hebben onze familie uitgenodigd voor het etentje.
  • Jullie hebben de gasten uitgenodigd voor de bruiloft.