lopen

Conjugations List of Lopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloopliepheb gelopen
jij, je, ulooptliephebt gelopen
hij, zij, hetlooptliepheeft gelopen
wijlopenliepenhebben gelopen
jullielopenliepenhebben gelopen
zij, zelopenliepenhebben gelopen

Presens

Example presens sentences for Lopen with some of the pronouns.

  • Ik loop naar school.
  • Hij loopt elke dag in het park.
  • Wij lopen samen naar het winkelcentrum.
  • Jullie lopen snel!
  • De hond loopt achter de bal aan.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Lopen with some of the pronouns.

  • Vroeger liep ik altijd naar school.
  • Hij liep vaak in het park.
  • Wij liepen regelmatig naar het winkelcentrum.
  • Jullie liepen gisteren erg langzaam.
  • De hond liep vroeger altijd achter de bal aan.

Perfectum

Example perfectum sentences for Lopen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar school gelopen.
  • Hij heeft elke dag in het park gelopen.
  • Wij zijn samen naar het winkelcentrum gelopen.
  • Jullie hebben snel gelopen!
  • De hond is achter de bal aan gelopen.