eenworden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | word een | werd een | heb eengeworden |
jij, je, u | wordt een | werd een | hebt eengeworden |
hij, zij, het | wordt een | werd een | heeft eengeworden |
wij | worden een | werden een | hebben eengeworden |
jullie | worden een | werden een | hebben eengeworden |
zij, ze | worden een | werden een | hebben eengeworden |
PresensBeta
Example presens sentences for Eenworden with some of the pronouns.
- Ik word één met de natuur.
- We worden steeds closer en één met elkaar.
- Jij wordt een betere versie van jezelf.
- Zij worden gelukkig door samen één te zijn.
- De kinderen worden vrienden en vormen één team.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Eenworden with some of the pronouns.
- Vroeger werd ik één met de muziek tijdens concerten.
- Toen we jonger waren, werden we snel één met nieuwe mensen.
- Jij werd één met de omgeving tijdens je reis.
- Zij werden nooit één met de cultuur van het land.
- Het bedrijf werd uiteindelijk één met de markt en groeide snel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Eenworden with some of the pronouns.
- Ik ben één geworden met mijn innerlijke zelf.
- We zijn eindelijk één geworden na vele jaren van strijd.
- Jij bent één geworden met de tradities van het land.
- Zij zijn al lang één geworden in hun relatie.
- De groep is één geworden en heeft een sterke band opgebouwd.