leraren

Conjugations List of Leraren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleraarleraardeheb geleraard
jij, je, uleraartleraardehebt geleraard
hij, zij, hetleraartleraardeheeft geleraard
wijlerarenleraardenhebben geleraard
jullielerarenleraardenhebben geleraard
zij, zelerarenleraardenhebben geleraard

Presens
Beta

Example presens sentences for Leraren with some of the pronouns.

  • De leraren geven les aan de studenten.
  • Ik leer Nederlands van mijn leraar.
  • Jij leert snel nieuwe dingen.
  • Zij leren graag nieuwe vaardigheden.
  • Wij leren elke dag iets nieuws van onze leraren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leraren with some of the pronouns.

  • De leraren gaven les aan de studenten.
  • Ik leerde Nederlands van mijn leraar.
  • Jij leerde snel nieuwe dingen.
  • Zij leerden graag nieuwe vaardigheden.
  • Wij leerden elke dag iets nieuws van onze leraren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leraren with some of the pronouns.

  • De leraren hebben lesgegeven aan de studenten.
  • Ik heb Nederlands geleerd van mijn leraar.
  • Jij hebt snel nieuwe dingen geleerd.
  • Zij hebben graag nieuwe vaardigheden geleerd.
  • Wij hebben elke dag iets nieuws geleerd van onze leraren.