teruggeven

Conjugations List of Teruggeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgeef teruggaf terugheb teruggegeven
jij, je, ugeeft teruggaf terughebt teruggegeven
hij, zij, hetgeeft teruggaf terugheeft teruggegeven
wijgeven teruggaven terughebben teruggegeven
julliegeven teruggaven terughebben teruggegeven
zij, zegeven teruggaven terughebben teruggegeven

Presens
Beta

Example presens sentences for Teruggeven with some of the pronouns.

  • Ik geef mijn boek terug aan de bibliotheek.
  • Jij geeft de sleutels terug aan de buurman.
  • Hij geeft het geld terug aan zijn vriendin.
  • Zij geeft de pen terug aan haar collega.
  • Wij geven de cadeaus terug aan de gulle gever.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Teruggeven with some of the pronouns.

  • Ik gaf mijn boek terug aan de bibliotheek.
  • Jij gaf de sleutels terug aan de buurman.
  • Hij gaf het geld terug aan zijn vriendin.
  • Zij gaf de pen terug aan haar collega.
  • Wij gaven de cadeaus terug aan de gulle gever.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Teruggeven with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn boek teruggegeven aan de bibliotheek.
  • Jij hebt de sleutels teruggegeven aan de buurman.
  • Hij heeft het geld teruggegeven aan zijn vriendin.
  • Zij heeft de pen teruggegeven aan haar collega.
  • Wij hebben de cadeaus teruggegeven aan de gulle gever.