ontleden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontleed | ontleedde | heb ontleed |
jij, je, u | ontleedt | ontleedde | hebt ontleed |
hij, zij, het | ontleedt | ontleedde | heeft ontleed |
wij | ontleden | ontleedden | hebben ontleed |
jullie | ontleden | ontleedden | hebben ontleed |
zij, ze | ontleden | ontleedden | hebben ontleed |
Presens
Example presens sentences for Ontleden with some of the pronouns.
- Ik ontleed de zin stap voor stap.
- Jij ontleedt de grammatica heel goed.
- Hij/Zij ontleedt de tekst nauwkeurig.
- Wij ontleden samen de moeilijke woorden.
- Zij ontleden de betekenis van de paragraaf.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ontleden with some of the pronouns.
- Ik ontleedde de zin gisteren in de klas.
- Jij ontleedde de tekst heel precies.
- Hij/Zij ontleedde de grammatica stap voor stap.
- Wij ontleedden samen de moeilijke woorden.
- Zij ontleedden de betekenis van de paragraaf.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ontleden with some of the pronouns.
- Ik heb de zin grondig ontleden.
- Jij hebt het probleem goed ontleden.
- Hij/zij heeft de tekst nauwkeurig ontleden.
- Wij hebben de theorie zorgvuldig ontleden.
- Zij hebben de argumenten kritisch ontleden.