verbreiden

Conjugations List of Verbreiden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverbreidverbreiddeheb verbreid
jij, je, uverbreidtverbreiddehebt verbreid
hij, zij, hetverbreidtverbreiddeheeft verbreid
wijverbreidenverbreiddenhebben verbreid
jullieverbreidenverbreiddenhebben verbreid
zij, zeverbreidenverbreiddenhebben verbreid

Presens
Beta

Example presens sentences for Verbreiden with some of the pronouns.

  • Ik verspreid de kranten elke ochtend.
  • Jij verspreidt nieuws via sociale media.
  • Hij/zij verspreidt geruchten over de stad.
  • Wij verspreiden folders voor het evenement.
  • Zij verspreiden brochures in het museum.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verbreiden with some of the pronouns.

  • Vroeger verspreidde ik flyers voor een winkel.
  • Toen jij weg was, verspreidde ik het nieuws.
  • Elke dag verspreidde zij boeken in de bibliotheek.
  • Wij verspreidden folders voor het goede doel.
  • Vroeger verspreidden zij pamfletten tijdens demonstraties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verbreiden with some of the pronouns.

  • Ik heb de informatie al verspreid.
  • Jij hebt het nieuws snel verspreid.
  • Hij/zij heeft roddels over haar verspreid.
  • Wij hebben de flyers gisteren verspreid.
  • Zij hebben de catalogi naar klanten verspreid.