aanstrijken

Conjugations List of Aanstrijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstrijk aanstreek aanheb aangestreken
jij, je, ustrijkt aanstreek aanhebt aangestreken
hij, zij, hetstrijkt aanstreek aanheeft aangestreken
wijstrijken aanstreken aanhebben aangestreken
julliestrijken aanstreken aanhebben aangestreken
zij, zestrijken aanstreken aanhebben aangestreken

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanstrijken with some of the pronouns.

  • Ik strijk de blouse aan.
  • Jij strijkt de broek aan.
  • Hij/Zij/Het strijkt het overhemd aan.
  • Wij strijken de jurk aan.
  • Zij strijken de kleding aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanstrijken with some of the pronouns.

  • Ik streek de blouse aan.
  • Jij streek de broek aan.
  • Hij/Zij/Het streek het overhemd aan.
  • Wij streken de jurk aan.
  • Zij streken de kleding aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanstrijken with some of the pronouns.

  • Ik heb de blouse aangestreken.
  • Jij hebt de broek aangestreken.
  • Hij/Zij/Het heeft het overhemd aangestreken.
  • Wij hebben de jurk aangestreken.
  • Zij hebben de kleding aangestreken.