achtervolgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | achtervolg | achtervolgde | heb achtervolgd |
jij, je, u | achtervolgt | achtervolgde | hebt achtervolgd |
hij, zij, het | achtervolgt | achtervolgde | heeft achtervolgd |
wij | achtervolgen | achtervolgden | hebben achtervolgd |
jullie | achtervolgen | achtervolgden | hebben achtervolgd |
zij, ze | achtervolgen | achtervolgden | hebben achtervolgd |
PresensBeta
Example presens sentences for Achtervolgen with some of the pronouns.
- Ik achtervolg de auto.
- Jij achtervolgt de verdachte.
- Hij achtervolgt haar door de stad.
- Wij achtervolgen de dief op de fiets.
- Zij achtervolgen de hond in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achtervolgen with some of the pronouns.
- Ik achtervolgde de auto gisteren.
- Jij achtervolgde de verdachte vorige week.
- Hij achtervolgde haar een uur lang door de stad.
- Wij achtervolgden de dief op de fiets tijdens de achtervolging.
- Zij achtervolgden de hond in het park toen hij wegrende.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achtervolgen with some of the pronouns.
- Ik heb de auto achtervolgd.
- Jij bent de verdachte achternagezeten.
- Hij heeft haar door de stad achtervolgd.
- Wij hebben de dief op de fiets achtervolgd.
- Zij hebben de hond in het park achtervolgd.