inbreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | breek in | brak in | heb ingebroken |
jij, je, u | breekt in | brak in | hebt ingebroken |
hij, zij, het | breekt in | brak in | heeft ingebroken |
wij | breken in | braken in | hebben ingebroken |
jullie | breken in | braken in | hebben ingebroken |
zij, ze | breken in | braken in | hebben ingebroken |
PresensBeta
Example presens sentences for Inbreken with some of the pronouns.
- Ik breek in bij het verlaten huis.
- Jij breekt altijd in op vreemde plaatsen.
- Hij/Zij breekt regelmatig in bij auto's.
- Wij breken soms in om de beveiliging te testen.
- Jullie breken nooit in zonder toestemming.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inbreken with some of the pronouns.
- Vroeger brak ik vaak in bij leegstaande panden.
- Toen we jong waren, braken we in bij verlaten fabrieken.
- Hij/Zij brak regelmatig in bij zijn buren om geld te stelen.
- Wij braken elke zomer in vakantiehuizen aan de kust.
- Jullie braken altijd in tijdens het donkerste uur van de nacht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inbreken with some of the pronouns.
- Ik ben ingebroken in een winkel en heb dingen gestolen.
- Jij hebt al eerder ingebroken in dit gebouw.
- Hij/Zij is gisteravond in mijn huis ingebroken.
- Wij zijn betrapt toen we probeerden in te breken.
- Jullie hebben voorzichtig ingebroken zonder sporen achter te laten.