bekritiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekritiseer | bekritiseerde | heb bekritiseerd |
jij, je, u | bekritiseert | bekritiseerde | hebt bekritiseerd |
hij, zij, het | bekritiseert | bekritiseerde | heeft bekritiseerd |
wij | bekritiseren | bekritiseerden | hebben bekritiseerd |
jullie | bekritiseren | bekritiseerden | hebben bekritiseerd |
zij, ze | bekritiseren | bekritiseerden | hebben bekritiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekritiseren with some of the pronouns.
- Ik bekritiseer zijn beslissing.
- Jij bekritiseert mijn werk.
- Hij bekritiseert haar gedrag.
- Wij bekritiseren de nieuwe regel.
- Zij bekritiseren het beleid van de regering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekritiseren with some of the pronouns.
- Ik bekritiseerde zijn beslissing.
- Jij bekritiseerde mijn werk.
- Hij bekritiseerde haar gedrag.
- Wij bekritiseerden de nieuwe regel.
- Zij bekritiseerden het beleid van de regering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekritiseren with some of the pronouns.
- Ik heb zijn beslissing bekritiseerd.
- Jij hebt mijn werk bekritiseerd.
- Hij heeft haar gedrag bekritiseerd.
- Wij hebben de nieuwe regel bekritiseerd.
- Zij hebben het beleid van de regering bekritiseerd.