afzwakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwak af | zwakte af | heb afgezwakt |
jij, je, u | zwakt af | zwakte af | hebt afgezwakt |
hij, zij, het | zwakt af | zwakte af | heeft afgezwakt |
wij | zwakken af | zwakten af | hebben afgezwakt |
jullie | zwakken af | zwakten af | hebben afgezwakt |
zij, ze | zwakken af | zwakten af | hebben afgezwakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afzwakken with some of the pronouns.
- Ik zwak af tijdens het sporten.
- Jij zwakt af als je gestrest bent.
- Hij/Zij/Het zwakt af na een lange werkdag.
- Wij zwakken af in de avonduren.
- Zij zwakken af wanneer ze moe zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afzwakken with some of the pronouns.
- Ik zwakte af toen ik merkte dat ik overwerkt was.
- Jij zwakte af nadat je geblesseerd raakte.
- Hij/Zij/Het zwakte af terwijl hij/zij aan het herstellen was.
- Wij zwakten af tijdens de rustige zomermaanden.
- Zij zwakten af nadat ze hun doelen hadden bereikt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afzwakken with some of the pronouns.
- Ik ben afgezwakt na het harde werken.
- Jij bent afgezwakt na de intensieve training.
- Hij/Zij/Het is afgezwakt na de stressvolle periode.
- Wij zijn afgezwakt na de vakantie.
- Zij zijn afgezwakt na de lange wandeling.